Vertaling van "août 1996 posées " (Frans → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

Loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail
Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

En cause : la question préjudicielle concernant l'article 587bis, 4°bis, du Code judiciaire et l'article 32decies, § 2, de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail, posée par le président du Tribunal du travail de Liège, division Liège.
In zake : de prejudiciële vraag over artikel 587bis, 4°bis, van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 32decies, § 2, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, gesteld door de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik.

Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet et R. Leysen, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président A. Alen, après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procédure Par jugement du 19 juin 2013 en cause de l'auditeur du travail, de la SA « Mensura Assurances » et de la SA « Allianz Belgium » (actuellement « Allianz Benelux ») contre K.L. et la SA « Christom », dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 26 février 2014, le Tribunal correctionnel de Bruxelles a posé la question préjudicielle suivante : « L'article 81 de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs viole-t-il les articles 12, alinéa 2, et 14 de la Constitution, combinés ou non avec l'article 7 de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce que cette disposition législative, de par ' l'incrimination en blanc ', délègue au Roi la compétence en matière d'incrimination, sans que celle-ci soit définie de manière suffisamment précise et/ou sans que les éléments essentiels sur lesquels peuvent porter les mesures d'exécution soient déterminés ? ».
Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 19 juni 2013 in zake de arbeidsauditeur, de nv « Mensura Verzekeringen » en de nv « Allianz Belgium » (thans « Allianz Benelux ») tegen K.L. en de nv « Christom », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 februari 2014, heeft de Correctionele Rechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 81 van de Welzijnswet d.d. 4 augustus 1996 de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet, al dan niet samen gelezen met artikel 7 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, in de mate dat die wetsbepaling door de blanco-incriminatie bevoegdheid delegeert aan de Koning inzake strafbaarstelling zonder dat deze voldoende nauwkeurig wordt omschreven en/of zonder vaststelling van de essentiële elementen waarop de uitvoeringsmaatregelen betrekking mogen hebben ?

Extrait de l'arrêt n° 61/2015 du 21 mai 2015 Numéro du rôle : 5861 En cause : la question préjudicielle concernant l'article 81 de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail, posée par le Tribunal correctionnel de Bruxelles.
Uittreksel uit arrest nr. 61/2015 van 21 mei 2015 Rolnummer : 5861 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 81 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Brussel.

En cause : les questions préjudicielles concernant l'article 87, 1° et 8°, de la loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l'exécution de leur travail, posées par le Tribunal correctionnel de Neufchâteau.
In zake : de prejudiciële vragen over artikel 87, 1° en 8°, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Neufchâteau.

Vu la loi du 15 janvier 1990 instituant et organisant une Banque carrefour de la Sécurité sociale; Vu la loi du 21 août 2008 relative à l'institution et à l'organisation de la plate-forme eHealth, l'article 2; Vu l'arrêté royal du 3 avril 1997 portant des mesures en vue de la responsabilisation des institutions publiques de sécurité sociale, en application de l'article 47 de la loi du 26 juillet 1996 portant modernisation de la sécurité sociale et assurant la viabilité des régimes légaux des pensions, l'article 23; Vu l'arrêté royal du 14 novembre 2001 réglant les conditions de nomination et l'exercice de la mission des Commissaires du Gouvernement auprès des Institutions publiques de sécurité sociale; Vu l'appel aux candidats publié au Moniteur belge du 26 novembre 2015; Considérant que deux candidatures ont été posées à temps; Considérant que les deux candidatures répondent aux exigences d'admissibilité posées dans l'appel; Considérant que, parmi les deux candidatures recevables, Monsieur Bart KETELS démontre qu'il connaît très bien tant les rouages institutionnels que politiques; qu'il a une large expérience de concertation avec les partenaires sociaux; qu'il a un savoir dans les matières de transferts de données informatiques et plus particulièrement dans le secteur des soins de santé.
Gelet op de wet van 15 januari 1990 tot oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid; Gelet op de wet van 21 augustus 2008 houdende oprichting en organisatie van het eHealth-platform, artikel 2; Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, artikel 23; Gelet op het koninklijk besluit van 14 november 2001 tot regeling van de benoemingsvoorwaarden en de uitoefening van de opdracht van de Regeringscommissarissen bij de openbare instellingen van sociale zekerheid; Gelet op de oproep tot de kandidaten verschenen in het Belgisch Staatsblad van 26 november 2015; Overwegende dat twee kandidaturen tijdig werden ingediend; Overwegende dat de twee kandidaturen beantwoorden aan de in de oproep gestelde toelaatbaarheidsvereisten; Overwegende dat onder de twee ontvankelijke kandidaturen, de heer Bart KETELS aantoont dat hij het reilen en zeilen van zowel de instellingen als de politiek heel goed kent; dat hij veel ervaring heeft met overleg met de sociale partners; dat hij kennis heeft in de materies van overheveling van informaticagegevens, meer bepaald in de sector van de geneeskundige verzorging.

La troisième question posée dans l'affaire n° 3059, ainsi que la question posée dans l'affaire n° 3097, concernent l'article 40, § 3, de la loi précitée du 4 août 1996.
De derde vraag in de zaak nr. 3059 alsook de vraag in de zaak nr. 3097 hebben betrekking op artikel 40, § 3, van de voormelde wet van 4 augustus 1996.

En cause : les questions préjudicielles concernant l'article 67bis de la loi relative à la police de la circulation routière (arrêté royal du 16 mars 1968 « portant coordination des lois relatives à la police de la circulation routière »), tel qu'il a été inséré par l'article 10 de la loi du 4 août 1996, posées par le Tribunal de police d'Arlon, par le Tribunal correctionnel d'Arlon et par le Tribunal de police de Gand.
In zake : de prejudiciële vragen over artikel 67bis van de wegverkeerswet (koninklijk besluit van 16 maart 1968 « tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer »), zoals ingevoegd bij artikel 10 van de wet van 4 augustus 1996, gesteld door de Politierechtbank te Aarlen, de Correctionele Rechtbank te Aarlen en de Politierechtbank te Gent.

Pour le surplus je renvoie l'honorable membre à la réponse circonstanciée qui a été donnée à la question parlementaire no 382 du 13 août 1996 posée par M. Johan Vandeurzen, membre de la Chambre des représentants (Questions et Réponses, Chambre, 1996-1997, no 68, p. 9067).
Voor het overige verwijs ik het geacht lid naar het uitvoerig antwoord dat gegeven werd op de parlementaire vraag nr. 382 van 13 augustus 1996 gesteld door de heer Johan Vandeurzen, volksvertegenwoordiger (Vragen en Antwoorden, Kamer, 1996-1997, nr. 68, blz. 9067).

En réponse à la question posée par l'honorable membre, j'ai l'honneur de lui faire savoir que depuis le 1er juillet 1996, date de l'entrée en vigueur de l'arrêté royal du 15 juillet 1996 modifiant le champ d'application de l'arrêté royal du 30 mars 1995 portant exécution du Chapitre II du Titre IV de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales aux entreprises d'insertion (Moniteur belge du 20 août 1996), les sociétés à finalité sociale bénéficient de réductions de cotisations patronales de sécurité sociale identiques à celles qui sont accordées aux entreprises d'insertion pour les demandeurs d'emploi qu'elles engagent, lorsque ceux-ci répondent aux conditions réglementaires prévues pour être considérés comme particulièrement difficile à placer.
In antwoord op de door het geacht lid gestelde vraag heb ik de eer hem te laten weten dat sinds 1 juli 1996, datum waarop het koninklijk besluit van 15 juli 1996 tot wijziging van het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 30 maart 1995 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale bepalingen op de inschakelingsbedrijven (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1996) in werking is getreden, de vennootschappen met een sociaal oogmerk dezelfde verminderingen van patronale socialezekerheidsbijdragen genieten als deze toegekend aan de inschakelingsbedrijven voor de werkzoekenden die ze in dienst nemen en die de reglementaire voorwaarden vervullen om beschouwd te worden als bijzonder moeilijk te plaatsen.

J'ai l'honneur de renvoyer l'honorable membre à la réponse donnée à une question similaire qui a été posée à mon prédécesseur par M. Jef Tavernier le 6 août 1996 (question no 527, Questions et Réponses, Chambre, 1995-1996, no 49, pp. 6738 et 6739).
Ik heb de eer het geachte lid te verwijzen naar het antwoord verstrekt op een gelijkaardige vraag die aan mijn voorganger werd gesteld door de heer Jef Tavernier op 6 augustus 1996 (vraag nr. 527, Vragen en Antwoorden, Kamer, 1995-1996, nr. 49, blz. 6738 en 6739).