Le Conseil des ministres estime qu'un mandat d'arrêt européen délivré aux fins d'exécution d'une condamnation par défaut qui n'est pas définitive doit être considéré, non comme un mandat d'arrêt aux fins d'exécution d'une peine ou d'une mesure de sûreté, au sens de l'article 6, 4°, de la loi en cause, mais comme un mandat d'arrêt délivré aux fins de poursuite, au sens de la disposition en cause.
De Ministerraad is van oordeel dat een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een veroordeling bij verstek die niet definitief is, niet als een aanhoudingsbevel met het oog op de tenuitvoerlegging van een straf of veiligheidsmaatregel, in de zin van artikel 6, 4°, van de in het geding zijnde wet, maar wel als een aanhoudingsbevel uitgevaardigd met het oog op de instelling van strafvervolging, in de zin van de in het geding zijnde bepaling, moet worden beschouwd.