Art. 210. Pour toute période durant laquelle l'agent a conservé ou perdu ses titres à l'avancement de traitement dans un grade, les services qu'il aurait accomplis à un autre titre ne sont pas pris en considération pour la fixation de son traitement dans ce grade ainsi que dans tout grade ultérieur qui s'y rattache.
Art. 210. Voor elke periode gedurende welke de ambtenaar zijn aanspraak op de verhoging in wedde in een graad heeft behouden of verloren, worden de diensten die hij in een andere hoedanigheid zou hebben gepresteerd niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van zijn wedde in die graad alsook in elke latere graad in verband daarmee.