Art. 3. § 1 . Les ouvriers licenciés, visés à l'article 2, § 1 , qui au moment de la fin du contrat et pendant la période du 1 janvier 2013 jusqu'au 31 décembre 2013 inclus sont âgés de 56 ans ou plus et qui, au moment de la fin du contrat, peuvent justifier d'un passé professionnel en tant que salarié d'au moins 40 années et qui obtiennent pendant cette période le droit à des indemnités de chômage légales, reçoivent une indemnité complémentaire comme visé à l'article 5, à charge du fonds de sécurité d'existence.
Art. 3. § 1. De in artikel 2, § 1 bedoelde ontslagen arbeiders, die op het ogenblik van de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst en tijdens de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 de leeftijd van 56 jaar of ouder hebben en op het ogenblik van de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst een beroepsverleden van tenminste 40 jaar als loontrekkende kunnen aantonen en die gedurende deze periode recht verkrijgen op wettelijke werkloosheidsvergoedingen, ontvangen een aanvullende vergoeding, zoals bedoeld in artikel 5, ten laste van het fonds voor bestaanszekerheid.