L’obligation pour l’autorité investie du pouvoir de nomination de procéder à un examen comparatif des mérites des fonctionnaires susceptibles d’être promus, prévu à l’article 45 du statut, est l’expression à la fois du principe d’égalité de traitement des fonctionnaires et de leur vocation à la carrière, l’appréciation de leurs mérites constituant ainsi le critère déterminant.
De verplichting voor het tot aanstelling bevoegd gezag om de verdiensten van de voor bevordering in aanmerking komende ambtenaren te vergelijken, welke is neergelegd in artikel 45 van het Statuut, vormt de uitdrukking zowel van het beginsel van gelijke behandeling van ambtenaren als van hun recht op ontwikkeling van loopbaan, zodat de beoordeling van hun verdiensten dus het doorslaggevend criterium vormt.