De surcroît, le Conseil d'État souligne que ce § 4 entraînerait une discrimination entre les plaignants qui n'auraient aucune assurance que leur plainte pourra être examinée par une juridiction d'un autre État avec certitude, alors que dans les autres hypothèses de dessaisissement prévues au §§ 2 et 3, c'est-à-dire en faveur de la Cour pénale internationale ou d'un autre État qui a décidé d'exercer sa compétence, les plaignants ont la garantie que la procédure judiciaire sera menée à son terme.
Bovendien onderstreept de Raad dat § 4 zou leiden tot ongelijke behandeling van de klagers, die geen enkele garantie zouden hebben dat hun klacht effectief zal kunnen worden onderzocht door een ander gerecht, terwijl in de andere gevallen van onttrekking, die aan de orde zijn in de §§ 2 en 3, dat wil zeggen ten gunste van het Internationaal Strafhof of van een andere Staat die besloten heeft zijn bevoegdheid uit te oefenen, de klagers de waarborg hebben dat de juridische procedure zal worden afgehandeld.