Du premier au dix-septième moyens, les parties requérantes font notamment valoir que les dispositions attaquées instaurent une différence de traitement non raisonnablement justifiée entre, d'une part, le condamné ou les tiers visés à l'article 464/1, § 3, du Code d'instruction criminelle dans le cadre d'une enquête pénale d'exécution et, d'autre part, la personne inculpée d'insolvabilité frauduleuse ou la personne inculpée de blanchiment.
In het eerste tot en met het zeventiende middel voeren de verzoekende partijen onder meer aan dat de bestreden bepalingen een niet redelijk verantwoord verschil in behandeling invoeren tussen, enerzijds, de veroordeelde of de derden bedoeld in artikel 464/1, § 3, van het Wetboek van strafvordering in het kader van een strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek en, anderzijds, de verdachte van een bedrieglijk onvermogen of de verdachte van een witwasmisdrijf.