28. s'inquiète de ce que l'ACAC permette aux autorités judiciaires de prononcer, à l'encontre d'une partie ou d'une tierce partie, une ordonnance (à savoir une injonction prévue par l'article 2.X); constate que ce pouvoir d'injonction va au-delà de ce que prévoit la directive relative aux mesures pénales visant à assurer le respect des droits de propriété intellectuelle, qui n'autorise qu'une injonction de "prévenir toute atteinte imminente"; rappelle en outre que les tiers doivent, selon cette directive, être impliqués dans l'infraction pour pouvoir être l'objet d'une ordonnance de l'autorité judiciaire;
28. is bezorgd over het feit dat de ACTA het mogelijk maakt dat gerechtelijke autoriteiten een bevel ("gerechtelijk bevel" in artikel 2.X) uitvaardigen tegen een partij of een derde partij; merkt op dat deze bevoegdheid strijdig is met de richtlijn inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, die alleen voorziet in bevelen "om een dreigende inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht te voorkomen"; bovendien kan het gerechtelijke bevel volgens deze richtlijn slechts op derde partijen van toepassing zijn indien zij bij de inbreuk betrokken zijn;