2. Aucune des Parties contractantes ne doit accorder sur son territoire aux investisseurs de l'autre Partie contractante en ce qui concerne l'acquisition, l'expansion, l'opération, le management, la maintenance, la jouissance, l'utilisation, la vente ou disposition de leur investissement, un traitement moins favorable que celui accordé à ses propres investisseurs ou aux investisseurs d'un pays tiers.
2. Geen van de Overeenkomstsluitende Partijen verleent op haar grondgebied aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij ten aanzien van de verwerving, de uitbreiding, de behandeling, het beheer, het onderhoud, het genot, het gebruik, de verkoop of de vervreemding van hun investering, een behandeling die minder gunstig is dan die welke aan de eigen investeerders of aan investeerders van een derde Staat, wordt verleend.