L'hypothèse reprise à l'article 4, § 3, alinéa 7, 1°, proposé, qui transpose l'annexe I, II, g) de la directive, devra également être appliquée en matière de publicité pour les contrats de c
rédit pour lesquels aucun montant de crédit moyen, visé à l'article 5, § 1, alinéa 3, de l
a loi, ne peut être calculé ou n'est connu, par exemple en cas d'une sociét
é qui démarre, d'un nouveau produit de crédit, etc. Comme déjà indiqué dans l'ex
...[+++]posé des motifs de la loi du 13 juin 2010, la Commission européenne a insuffisamment tenu compte du lien existant entre les dispositions en matière de publicité et celles en matière du calcul du TAEG.De veronderstelling opgenomen in het voorgestelde artikel 4, § 3, zevende lid, 1°, dat bijlage I, II, g) van de richtlijn omzet zal ook inzake reclame moeten toegepast worden voor kredietovereenk
omsten waarbij er geen gemiddeld kredietbedrag, bedoeld in artikel 5, § 1, derde lid, van de wet, kan berekend worden of gekend is, bv. in het geval van een startende onderneming, een nieuw kredietproduct, enz. Zoals reeds in de Memorie van Toelichting bij de wet van 13 juni 2010 werd gesteld heeft de Europese Commissie onvoldoende rekening gehouden met de bestaande samenhang tussen de bepalingen inzake reclame en deze inzake de berekening van he
...[+++]t JKP.