1. Si une personne qui se trouve sur le territoire d'un État membre doit être entendue comme témoin ou expert par les autorités judiciaires d'un autre État membre, ce dernier peut demander, s'il est inopportun ou impossible pour la personne à entendre de comparaître en personne sur son territoire, que l'audition ait lieu par vidéoconférence, conformément aux paragraphes 2 à 8.
1. Indien een persoon die zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt, door de rechterlijke autoriteiten van een andere lidstaat als getuige of deskundige dient te worden verhoord, kan laatstgenoemde lidstaat, indien het niet wenselijk of mogelijk is dat de te verhoren persoon in persoon op zijn grondgebied verschijnt, verzoeken dat het verhoor overeenkomstig de leden 2 tot en met 8 per videoconferentie plaatsvindt.