2. s'inquiète du fait que plus de 20 États membres ont réduit, en termes relatifs (en pourcentage du PIB), leurs dépenses d'éducation, mettant ainsi en péril leur potentiel de croissance et de création d'emplois, ainsi que leur compétitivité; souligne que réduire ces investissements augmentera la faiblesse structurelle de l'Union compte tenu du décalage entre le besoin croissant de travailleurs qualifiés et le fait que, dans de nombreux États membres, une part élevée de la population est faiblement qualifiée;
2. constateert met bezorgdheid dat meer dan 20 lidstaten hun onderwijsuitgaven in relatieve termen (als percentage van het bbp) hebben verlaagd, waardoor hun groei, werkgelegenheidspotentieel en concurrentiepositie in gevaar komen; wijst erop dat het verlagen van deze investeringen de EU structureel nog verder zal verzwakken, gezien de discrepantie tussen de toenemende behoefte aan hoogopgeleide werknemers en het feit dat een groot deel van de beroepsbevolking in veel lidstaten momenteel uit laagopgeleiden bestaat;