On peut admettre, d'une part, que la complexité des matières faisant l'objet d'une expertise puisse justifier que la mise en oeuvre de la responsabilité de ceux qui l'ont réalisée - avec le corollaire que constitue, pour ceux-ci, l'obligation de conserver des pièces - justifie un délai plus long que celui qui peut raisonnablement être c
onsidéré comme leur étant nécessaire pour réclamer les sommes qui leur sont dues; on peut admettre, d'autre part, compte tenu des prescriptions quinquennales prévues en matière de responsabilité extracontractuelle par l'article 2262bis, § 1, du Code civil et en ce qui conce
rne la décharge des ...[+++]juges, des avocats et des médiateurs de dettes par les articles 2276, 2276bis et 2276quater du Code civil que le législateur ait estimé qu'une telle prescription ne s'imposait, pour des raisons de cohérence, que pour ceux des experts qui accomplissent des missions en vertu de la loi, les autres experts - agissant sur une base contractuelle et en dehors du cadre judiciaire - étant soumis à une prescription décennale qui correspond aujourd'hui à la prescription de droit commun pour les actions personnelles (article 2262bis du Code civil).Er kan, enerzijds, worden aanvaard dat het ingewikkelde karakter van de materies die het voorwerp uitmaken van een expertise, kan verantwoorden dat de toepassing van de aansprakelijkheid van diegenen die ze hebben uitgevoerd - met als gevolg, voor hen, de verplichting om de stukken te bewaren - een langere termijn verantwoordt dan die welke redelijkerwijze voor hen noodzakelijk kan worden geacht om de aan hen verschuldigde bedragen te vorderen; men kan, anderzijds, rekening houdend met de vijfjarige verjaringen waarin artikel 2262bis, § 1, van het Burgerlijk Wetboek inzake buitencontractuele aansprakelijkheid voorziet en waarin de artikelen 2276, 2276bis en 2276quater van het Burgerlijk Wetboek voorzien met betrekking tot het ontlasten van
...[+++] de rechters, advocaten en schuldbemiddelaars, aanvaarden dat de wetgever ervan is uitgegaan dat een dergelijke verjaring, om redenen van samenhang, alleen nodig was voor de deskundigen die taken krachtens de wet volbrengen, waarbij de andere deskundigen - die handelen op een contractuele basis en buiten het gerechtelijk kader - onderworpen zijn aan een tienjarige verjaring die vandaag overeenstemt met de gemeenrechtelijke verjaring voor de persoonlijke rechtsvorderingen (artikel 2262bis van het Burgerlijk Wetboek).