Le huitième moyen dans l'affaire n° 2780 est tiré de la violation des articles 10, 11 et 19 de la Constitution, en ce que l'article 19, § 3, attaqué, renverse, au détriment du défendeur, la charge de la preuve en matière de discrimination directe et indirecte, alors que les règles selon lesquelles toute personne est innocente jusqu'à preuve du contraire et en vertu desquelles il appartient au demandeur de prouver s
es allégations sont fondamentales dans notre système juridique et que le renversement de la charge de la preuve, en cas d'application de l'articl
e 19, § 1, pourrait aussi ...[+++] avoir des effets dans une procédure pénale fondée sur le même fait.
Het achtste middel in de zaak nr. 2780 is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11 en 19 van de Grondwet, doordat in het bestreden artikel 19, § 3, de bewijslast inzake directe en indirecte discriminatie wordt omgekeerd ten laste van de verweerder, terwijl de regels dat eenieder onschuldig is tot het tegendeel is bewezen en dat het toekomt aan diegene die vordert om datgene wat hij beweert, ook te bewijzen, fundamenteel zijn in ons rechtssysteem en de omkering van die bewijslast, bij toepassing van artikel 19, § 1, ook gevolgen zou kunnen hebben in een strafrechtelijke procedure op grond van hetzelfde feit.