Si l'approbation du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale suppose que celui-ci approuve, dans sa globalité, le programme de revitalisation urbaine, cette approbation globale d'un programme ne peut toutefois être assimilée à une autorisation précise donnée en vue de poursuivre l'expropriation d'un bien déterminé, qui satisferait à la protection constitutionnelle du droit de propriété, que met en oeuvre la loi du 26 juillet 1962, à laquelle se réfère l'article 7, § 1, alinéa 2, de l'ordonnance du 28 janvier 2010.
Hoewel de goedkeuring van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering veronderstelt dat deze het programma voor stedelijke herwaardering in zijn geheel goedkeurt, kan die algemene goedkeuring van een programma evenwel niet worden gelijkgesteld met een precieze toestemming die wordt verleend om over te gaan tot de onteigening van een bepaald goed, en die zou voldoen aan de grondwettelijke bescherming van het eigendomsrecht, ten uitvoer gelegd door de wet van 26 juli 1962, waarnaar artikel 7, § 1, tweede lid, van de ordonnantie van 28 januari 2010 verwijst.