1. Dans le cas où un véhicule a été autorisé à être mis en service dans un État membre, les autres États membres décident si, pour les cas spécifiques, les points et/ou les véhicules ouverts peuvent rouler sur des réseaux non conformes aux STI, et si, à cet effet, des autorisations supplémentaires sont nécessaires sur leur territoire.
1. Indien voor een voertuig een vergunning tot indienststelling in een lidstaat is verleend, kunnen andere lidstaten besluiten dat voor specifieke gevallen, openstaande punten en/of voertuigen die mogen rijden op netwerken die niet in overeenstemming zijn met TSI's, aanvullende vergunningen tot indienststelling op hun grondgebied noodzakelijk zijn.