En prévoyant, parmi les conditions permettant d'obtenir une autorisation pour pouvoir organiser l'accueil d'enfants, que le responsable et un au moins des accompagnateurs d'enfants disposent d'une connaissance active de la langue néerlandaise, l'article 6, § 1 , 4°, du décret du 20 avril 2012 ne règle en aucune manière l'utilisation de cette langue par les personnes concernées, ni dans leurs rapports avec les enfants et avec les parents, ni dans les relations entre les membres du personnel du milieu d'accueil.
Door, onder de voorwaarden die het mogelijk maken een vergunning te verkrijgen om kinderopvang te kunnen organiseren, te bepalen dat de verantwoordelijke en ten minste een van de kinderbegeleiders over een actieve kennis van de Nederlandse taal moeten beschikken, regelt artikel 6, § 1, 4°, van het decreet van 20 april 2012 op geen enkele wijze het gebruik van die taal door de betrokken personen, noch in hun betrekkingen met de kinderen en met de ouders, noch in de betrekkingen tussen de personeelsleden van de kinderopvanglocatie.