1. Les parties conviennent que, chaque fois que la Commission ou l'autorité sud-africaine de concurrence a des raisons de croire que des pratiques anticoncurrentielles, définies à l'article 35, ont lieu sur le territoire de l'autre partie et ont des incidences notables sur des intérêts essentiels des parties, elle peut demander à l'autorité de concurrence de l'autre partie de prendre les mesures correctives appropriées au titre des règles de concurrence de ladite autorité.
1. De partijen komen overeen dat, wanneer de Commissie of de Zuid-Afrikaanse Mededingingsautoriteit redenen heeft om aan te nemen dat op het grondgebied van de andere autoriteit praktijken plaatsvinden die strijdig zijn met een eerlijke concurrentie in de zin van artikel 35 en die de wezenlijke belangen van de partijen ernstig schaden, zij de mededingingsautoriteit van de andere partij kan verzoeken passende maatregelen te nemen om aan deze praktijken een einde te maken volgens de mededingingsregels van die autoriteit.