Selon le Gouvernement flamand, l'arrêt de la Cour de cassation du 18 juin 1998 a suscité, d'une part, une insécurité juridique - en raison de l'inapplicabilité, limitée à un cas, d'un arrêté qui subsistait cependant pour le surplus - et, d'autre part, une inégalité entre les justiciables.
Volgens de Vlaamse Regering heeft het arrest van het Hof van Cassatie van 18 juni 1998, enerzijds, geleid tot rechtsonzekerheid - wegens de, tot één geval beperkte, ontoepasbaarheid van een besluit dat voor het overige echter bleef bestaan - en, anderzijds, tot een ongelijkheid onder de rechtzoekenden.