4. considère que la prévention dans le domaine de la délinquance juvénile doit être envisagée sur trois plans fondamentaux à savoir: la prévention primaire, qui s'adresse à tous les citoyens, la prévention secondaire, qui s'adresse à des délinquants mineurs occasionnels ou potentiels et, enfin, la prévention tertiaire, qui s'adresse aux mineurs qui persistent à adopter un comportement délinquant et vise à mettre un terme à ce dernier;
4. is van mening dat preventie op het gebied van jeugddelinquentie maatregelen vereist op drie fundamentele niveaus, te weten primaire preventie, gericht op alle burgers, secundaire preventie, gericht op occasionele of potentiële minderjarige delinquenten en ten slotte tertiaire preventie, gericht op minderjarigen die volharden in delinquent gedrag, met als doel aan dergelijk gedrag een einde te maken;