K. considérant, toutefois, qu'il ressort de la jurisprudence constante de la Cour de justice que si le droit de propriété compte parmi les principes généraux du droit communautaire, il ne s'agit pas d'un droit absolu et qu'il doit être considéré
en relation avec sa fonction sociale, et que, par conséquent, l'exercice de ce droit
peut être limité, à condition que cela réponde en fait aux objectifs d'intérêt général poursuivis par la Communauté et que cela ne constitue pas une entrave disproportionnée et intolérable qui porte atte
inte à la ...[+++]substance même des droits garantis (Voir le jugement du 10 décembre 2002 dans l'affaire C-491/01 British American Tobacco (Investments) and Imperial Tobacco [2002] REC I-11453)K. overwegende echter dat het Hof van Justitie steeds heeft geoordeeld dat het eigendomsrecht weliswaar deel uitmaakt van de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht, maar dat het geen absoluut recht is en moet worden beschouwd in relatie tot de maatschappelijke functie die het vervult en dat bijgevolg de uitoefening van dit recht aan beperkingen kan worden onderworpen, mits die beperkingen daadwerkelijk beantwoorden aan de doelstellingen van algemeen belang die de Gemeenschap nastreeft en geen onevenredige en onduldbare ingreep vormen waardoor de essentie van het gewaarborgde recht wordt aangetast, (zie het arrest van 10 december 2002 in zaak C-491/01 Briti
sh American Tobacco (Investments) ...[+++] en Imperial Tobacco [2002], Jurispr. I-11453),