Après avoir rappelé le principe de loyauté qui doit gouverner la recherche des preuves, la circulaire ministérielle du 24 avril 1990 pose le principe de l'interdiction de la provocation, tout en précisant : « Quand l'intention délictueuse est déjà bien établie chez l'auteur potentiel, il est autorisé de créer par la mise en oeuvre d'un stratagème, l'occasion de commettre le crime ou le délit qu'il avait décidé de commettre, dans des conditions toutefois bien déterminées et contrôlées, conformément aux présentes directives».
De ministeriële circulaire van 24 april 1990 beklemtoont het loyauteitsbeginsel dat moet worden toegepast bij het zoeken naar bewijzen en licht het verbod op provocatie als volgt toe : « Wanneer echter bij de potentiële dader het misdadig opzet al vaststaat, is het geoorloofd, door gebruik te maken van listen, deze persoon de gelegenheid te bieden, de voorgenomen misdaden of wanbedrijven te plegen, weliswaar onder welbepaalde en gecontroleerde voorwaarden, in overeenstemming met onderhavige richtlijnen».