La Cour est invitée par la troisième question préjudicielle à comparer la situation de l'époux commun en biens qui bénéficiait, sous la législation ancienne, de l'avantage que constitue la récompense due au patrimoine commun pour le paiement des primes d'une assurance sur la vie dont son conjoint serait à la fois le souscripteur et le bénéficiaire, à la situation de l'époux qui, en vertu des articles 127 et 128 de la loi en cause, ne bénéficie pas de cet avantage, alors que la police d'assurance avait été souscrite sous l'empire de l'ancienne législation.
Het Hof wordt in de derde prejudiciële vraag verzocht de situatie van de met gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoot die onder de vroegere wetgeving het voordeel genoot van de aan het gemeenschappelijk vermogen verschuldigde vergoeding wegens de betaling van de premies van een levensverzekering waarvan diens echtgenoot terzelfder tijd de verzekeringnemer en de begunstigde was, te vergelijken met de situatie van de echtgenoot die, krachtens de artikelen 127 en 128 van de betwiste wet, dat voordeel niet geniet, terwijl de verzekeringspolis onder de gelding van de vroegere wet was afgesloten.