Le 9 juin 1997, dans son avis nº L.25.938/2, la section législation, deuxième chambre, du Conseil d'État fit remarquer que l'arrêté royal du 4 avril 1995, d'une part et les arrêtés royaux du 14 décembre 1995 et du 30 juin 1996, d'autre part, ne présentent aucun lien logique ou politique, et que par conséquent deux avants-projets de loi distincts doivent être présentés à la Chambre des représentants.
Op 9 juni 1997 wees de afdeling wetgeving, 2e kamer van de Raad van State in zijn advies nr. L 25.938/2 er op dat er geen enkel logisch verband was, noch enig verband op het gebied van het beleid tussen het koninklijk besluit van 4 april 1995 enerzijds en de koninklijke besluiten van 14 december 1995 en 30 juni 1996 anderzijds, zodat er twee afzonderlijke voorontwerpen van wet moesten worden ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers.