La circonstance que l'exercice des pouvoirs que la loi attribue au juge de la jeunesse en cas de recours, joint au caractère suspensif de ce recours, mettrait en cause, selon les parties requérantes, l'objectif de rapidité de la sanction que la loi attaquée entend poursuivre n'implique pas que, faute d'atteindre son objectif, la loi serait discriminatoire.
De omstandigheid dat de uitoefening van de bevoegdheden die de wet aan de jeugdrechter toekent in geval van beroep, samen met het opschortend karakter van dat beroep, volgens de verzoekende partijen de door de wet beoogde doelstelling van snelheid van de sanctie in het gedrang zou brengen, impliceert niet dat de wet, indien ze haar doelstelling niet bereikt, discriminerend zou zijn.