En ce qui concerne la comparaison avec les personnes morales qui, avant leur mise en liquidation, dissolution judiciaire ou dissolution sans liquidation, ont fait l'objet d'une demande nominative d'ouverture d'une instruction judiciaire ou d'une plainte nominative avec constitution de partie civile, il y a lieu de constater que, contrairement à ce qui est le cas lors d'une inculpation, la personne morale nominativement visée
ne doit pas en être avertie formellement.Etant donné qu'il n'est donc pas établi avec certitude que la personne morale concernée avait connaissance, avant sa mise en liquidation ou dissolution, d
...[+++]e l'action publique intentée contre elle, le législateur pouvait prévoir que, dans ce cas, l'action publique ne peut être poursuivie que dans la mesure où il est démontré que la mise en liquidation ou dissolution avait pour but d'échapper aux poursuites.Voor wat betreft de vergelijking met de rechtspersonen die vóór hun invereffeningstelling, hun gerechtelijke ontbinding of hun ontbinding zonder vereffening het voorwerp hebben uitgemaakt van een nominatieve vordering tot gerechtelijk onderzoek of van een nominatieve klacht met burgerlijkepartijstelling, dient te worden vastgesteld dat, anders dan bij een inverdenkingstelling, de nominatief geviseerde rechtsp
ersoon daarvan niet formeel in kennis dient te worden gesteld. Vermits aldus niet met zekerheid vaststaat dat de betrokken rechtspersoon vóór zijn invereffeningstelling of ontbinding kennis had van de lastens hem ingestelde strafvord
...[+++]ering, vermocht de wetgever te bepalen dat de strafvordering in die gevallen slechts kan worden voortgezet in zoverre wordt aangetoond dat de invereffeningstelling of de ontbinding tot doel had aan de vervolging te ontsnappen.