Le ministre peut prolonger la durée du stage au tribunal ou au parquet d'une ou de deux périodes de six mois, lorsque, à la fin du 36 ou 18 mois selon le cas, la nomination du stagiaire ne peut avoir lieu faute de place vacante (cf. l'article 259quater , § 4, dernier alinéa).
De minister kan de duur van de stage in een rechtbank of bij een parket echter met een of twee periodes van zes maanden verlengen, wanneer bij het einde van respectievelijk de 36e maand of de 18e maand de benoeming van de stagiair niet kan plaatshebben bij gebrek aan een openstaande plaats (cf. artikel 259quater , § 4, laatste lid).