Un espace entre un siège et une paroi latérale est considéré comme un passage lorsque, toutes portes fermées, la distance entre ladite paroi latérale et un plan longitudinal vertical passant par l’axe médian du siège considéré - mesurée à l’endroit du point R et perpendiculairement au plan longitudinal médian du véhicule - est supérieure à 500 mm.
Een ruimte tussen een stoel en de zijwand wordt als een doorgang beschouwd als de afstand van deze zijwand, met alle deuren gesloten, tot een verticaal langsvlak dat door de middellijn van de desbetreffende stoel loopt, gemeten op het R-punt en loodrecht op het middenlangsvlak van het voertuig, meer dan 500 mm bedraagt.