L'article 101 de la loi [de redressement] du 22 janvier 1985 contenant des dispositions sociales tel qu'il était applicable à la date de la rupture, en ce qu'il prévoit que l'employeur d'un travailleur ayant suspendu totalement l'exécution de son contrat de travail qui résilie le contrat, sans motif grave ni motif suffisant est tenu de payer à celui-ci une indemnité forfaitaire égale à la rémunération de 6 mois, sans que cette protection ne soit étendue au travailleur ayant simplement réduit ses prestations en vertu de l'article 102 de la même loi, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution ?
Schendt artikel 101 van de [herstel]wet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, zoals het van toepassing was op de datum van de verbreking, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het bepaalt dat wanneer de werkgever van een werknemer die de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst volledig heeft opgeschort, de overeenkomst opzegt zonder dringende of voldoende reden, hij gehouden is aan deze laatste een forfaitaire vergoeding te betalen die gelijk is aan het l
oon van 6 maanden, zonder dat die bescherming wordt uitgebreid tot de werknemer die gewoon zijn prestaties heeft verminderd krachtens artikel 102 van dezelfde wet
...[+++]?