En sus des modes de preuve spécifiques à l'intégration sociale, l'étranger visé à l'article 12bis, § 1, 5°, du Code de la nationalité belge pourra B dans la mesure où celui-ci n'est pas soumis à la condition d'intégration sociale - également établir la connaissance minimale d'une des trois langues nationales correspondant au niveau A2 en produisant l'un des documents suivants :
Bovenop de bewijsmiddelen die specifiek zijn voor de maatschappelijke integratie, kan de vreemdeling bedoeld in artikel 12bis, § 1, 5°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit - voor zover hij niet onderworpen is aan de voorwaarde van maatschappelijke integratie - eveneens de minimumkennis van één van de drie landstalen overeenstemmend met niveau A2 bewijzen aan de hand van de overlegging van een van de volgende documenten :