3. Le gouvernement belge déclare interpréter le paragraphe 1 de l'article 14 en ce sens que, conformément aux dispositions pertinentes de l'article 18 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques du 19 décembre 1966 ainsi que de l'article 9 de la Convention européenne de sauvegarde des droits de l'homme et des libertés fondamentales du 4 novembre 1950, le droit de l'enfant à la liberté de pensée, de conscience et de religion implique également la liberté de choisir sa religion ou sa conviction.
3. De Belgische regering legt lid 1 van artikel 14 in die zin uit, dat het recht van het kind op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, overeenkomstig de geldende bepalingen van het artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 19 december 1966 evenals van het artikel 9 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950, ook de vrijheid impliceert om zijn godsdienst of overtuiging te kiezen.