Dans " l'exposé des motifs" de la loi-programme du 27 décembre 2005, le législateur a affirmé que si aucun autre acte
n'est accompli qui impliquerait qu'un délit prévu par l'article
3 de la loi sur le blanchiment du 11 janvier 1993 soit commis (pareil autre acte pourrait, en fonction des faits concrets, être le fait que la non-déclaration soit combinée avec une soustraction avec intention frauduleuse de certains avoirs, etc), la validité de la déclaration est acceptée puisque autrement la mesure de régularisation elle-même deviendrai
...[+++]t inopérante dans des situations simples de non-déclaration.
De wetgever heeft in de " memorie van toelichting" bij de programmawet van 27 december 2005 gesteld dat de rechtsgeldigheid van de regularisatieaangifte wordt aanvaard indien geen enkele andere daad wordt gesteld die tot de aanwezigheid van een misdrijf uit artikel 3 van de Witwaswet van 11 januari 1993 zou kunnen leiden (wat wel het geval zou kunnen zijn, afhankelijk van de concrete feiten, indien de niet-aangifte zou gepaard gaan met bijkomende daden van bedrieglijke onttrekking van vermogen en dergelijke), omdat anders de maatregel van de regularisatie zelf ook in meer gewone situaties van loutere niet-aangifte onwerkzaam zou worden.