Art. 4. Les preuves visées à l'article 3 du présent arrêté doivent, durant toute la durée de la présence du véhicule sur le territoire belge à compter de l'arrivée du véhicule sur le territoire belge lors du transport transfrontalier, se trouver à bord du véhicule et pouvoir être présentées ou rendues accessibles d'une autre façon par le chauffeur à la demande des agents de contrôle.
Art. 4. De bestuurder van het voertuig moet de in artikel 3 van dit besluit bedoelde bewijsstukken gedurende het verblijf van het voertuig op Belgisch grondgebied te rekenen vanaf de aankomst van het voertuig op Belgisch grondgebied tijdens het grensoverschrijdend vervoer, in het voertuig meevoeren en op verzoek van de controlebeambten overleggen of op een andere wijze toegankelijk maken.