(3) Un navire du type « A » de plus de 150 mètres de longueur, auquel il a été assigné un franc-bord inférieur à celui prévu pour un navire du type « B », doit, lorsqu'il est chargé conformément aux prescriptions du paragraphe 11), pouvoir résister à l'envahissement d'un ou de plusieurs compartiments quelconques, supposés perméables à 95 %, à la suite d'une avarie définie au paragraphe (12) et rester à flot dans un état d'équilibre satisfaisant tel que défini au paragraphe (13).
(3) Een schip van het type « A » met een lengte van meer dan 150 m., waaraan een vrijboord van minder dan type « B » is toegewezen, moet, wanneer het overeenkomstig de vereisten van paragraaf (11) is geladen, het vollopen van om het even welke afdeling met een aangenomen permeabiliteit van 95 % op basis van de in paragraaf (12) bepaalde schadeveronderstellingen kunnen doorstaan en blijven drijven in een aanvaardbare evenwichtstoestand zoals bepaald in paragraaf (13).