Les parties requérantes font valoir que l'interdiction temporaire de lieu, qui peut
être décidée par le bourgmestre sur la base de l'article 47 de la loi attaquée, implique une restriction de la liberté individuelle qui est contraire, notamment, aux articles 12 et 13 de la Constitution, combinés ou non avec l'article 2.1 du Quatrième Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme, en ce que
le pouvoir exécutif pourrait prendre une « mesure privative de liberté » (deuxième branche du quatrième moyen dans l'affai
...[+++]re n° 5757 et deuxième branche du quatrième moyen dans l'affaire n° 5799).
De verzoekende partijen voeren aan dat het tijdelijk plaatsverbod, dat door de burgemeester kan worden beslist op grond van artikel 47 van de bestreden wet, een beperking van de persoonlijke vrijheid inhoudt die in strijd is met, onder meer, de artikelen 12 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 2.1 van het Vierde Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, doordat de uitvoerende macht « een vrijheidsberovende maatregel » zou kunnen nemen (tweede onderdeel van het vierde middel in de zaak nr. 5757 en het tweede onderdeel van het vierde middel in de zaak nr. 5799).