Il ressort des développements de la requê
te que la cinquième branche du moyen invite la Cour à statuer sur la compatibilité de l'article 5 de la loi du 22 mai 2006 avec les articles 10 et 11 de la Constitution lus en combinaison avec l'article 6.1 de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce que, par l'
effet rétroactif qu'elle donne aux articles 2, 2° et 3, 1°, de la loi du 22 mai 2006, la d
isposition attaquée priverait de leur droit d'acc ...[+++]ès au tribunal les victimes d'infractions visées aux articles 10, 1°bis, alinéa 1, et 12bis, alinéa 1, de la loi du 17 avril 1878 qui, afin de mettre l'action publique en mouvement, se sont constituées partie civile en mains d'un juge d'instruction en raison de telles infractions entre le 1 avril 2006 et le 7 juillet 2006, jour de la publication de la loi du 22 mai 2006.Uit de uiteenzetting van het verzoekschrift blijkt dat het Hof in het vijfde onderdeel van het middel wordt verzocht uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van artikel 5 van de wet van 22 mei 2006 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de bestreden bepaling, do
or de terugwerkende kracht die zij verleent aan de artikelen 2, 2°, en 3, 1°, van de wet van 22 mei 2006, het recht van toegang tot de rechtbank zou ontzeggen aan de slachtoffers van de in de artikelen 10, 1°bis, eerste lid, en 12bis, eerste lid, van de wet van 17 april 1878
...[+++] bedoelde misdrijven die zich, teneinde de strafvordering op gang te brengen, wegens dergelijke misdrijven tussen 1 april 2006 en 7 juli 2006, datum van de bekendmaking van de wet van 22 mei 2006, bij een onderzoeksrechter burgerlijke partij hebben gesteld.