Conformément à l’article 15, paragraphe 2, et paragraphe 3, première phrase, les États membres peuvent accorder à tout moment un titre de séjour autonome aux enfants majeurs et aux ascendants au premier degré visés à l’article 4, paragraphe 2, et, sur demande, à toute personne entrée au titre du regroupement familial en cas de veuvage, de divorce, de séparation ou de décès d’ascendants ou de descendants au premier degré.
Overeenkomstig artikel 15, lid 2, en artikel 15, lid 3, eerste zin, kunnen de lidstaten een autonome verblijfstitel verlenen aan meerderjarige kinderen en bloedverwanten in rechtstreekse opgaande lijn, als bedoeld in artikel 4, lid 2, en op aanvraag aan personen die uit hoofde van gezinshereniging zijn toegelaten in geval van weduwnaar- of weduwschap, echtscheiding, scheiding of overlijden van bloedverwanten in rechtstreekse opgaande of neergaande lijn.