4. rappelle que les ressources communautaires affectées au financement des projets de trans
port transeuropéens restent limitées et que la valeur ajoutée du programme TEN–T ne pourra être concrétisée que si l'ensemble du réseau est réalisé; met l'accent sur le financement des infrastructures (en particulier là où les problèmes de congestion sont notables), les tronçons transfrontaliers et les plaques tournantes; considère que, s'agissant des investissements prioritaires, les progrès sont plus lents que prévu; souligne que les grands projets TEN–T – supervisés par les coordinateurs – doivent être sélectionnés en fonction de la faisabili
...[+++]té financière et, en particulier, de la volonté des États membres et des régions concerné(e)s sur ce plan, ainsi que de la faisabilité opérationnelle et de l'état d'avancement de la planification technique, afin d'assurer que les déclarations d'intention se traduisent dans les programmes d'investissement à incorporer au budget des États membres; considère que ces projets devraient apporter une plus-value paneuropéenne en mettant en place un réseau transeuropéen interconnecté et interopérable à l'effet d'éviter la création d'un ensemble disparate de réseaux nationaux; 4. merkt op dat de communautaire middelen voor het financieren van trans-Europese vervoersprojecten beperkt blijven, en dat de toegevoegde waarde van het TEN-V-programma derhalve niet kan worden gerealiseerd tenzij het volledige netwerk wordt voltooid, en wijst met nadruk op het belang van de financiering van infrastructuurprojecten (met name daar waar er significante
congestieproblemen bestaan), grensoverschrijdende projectgedeelten en verkeersknooppunten; is van mening dat er bij prioritaire investeringsprojecten minder vooruitgang wordt geboekt dan was verwacht; beklemtoont dat de voornaamste TEN-V-projecten - die onder het toezicht
...[+++] staan van de daarvoor bevoegde coördinatoren - moeten worden geselecteerd op hun financiële haalbaarheid en met name op basis van de financiële tegemoetkomendheid van de betrokken lidstaten en hun regio's, en voorts op grond van de resultaten die bij de technische planning ervan zijn bereikt, ten einde te waarborgen dat de beoogde financieringsdoelen concreet in de investeringsplannen worden verwerkt welke in de begrotingen van de lidstaten dienen te worden vastgelegd; is van mening dat deze projecten dan wel een duidelijk aantoonbare ‘pan-Europese meerwaarde’ moeten opleveren voor de verwezenlijking van een waarachtig op integratie en interoperabiliteit gebaseerd trans-Europees vervoersnetwerk, om te voorkomen dat er een lappendeken van nationale netwerken ontstaat;