Le juge a quo demande à la Cour si les décrets budgétaires précités violent les articles 10, 11 ou 24 de la Constitution en ce qu'ils ont pour objet ou pour effet d'octroyer des montants différents, globalement et par élève, au titre de subventions de fonctionnement aux Ecoles supérieures des Arts organisées par la Communauté française, d'une part, et aux Ecoles supérieures des Arts subventionnées par elle, d'autre part, sans qu'aucune justification soit donnée notamment quant à la proportionnalité des montants alloués aux Ecoles supérieures des Arts respectivement organisées ou subventionnées par la Communauté française.
De verwijzende rechter vraag
t aan het Hof of de voormelde begrotingsdecreten de artikelen 10, 11 of 24 van de Grondwet schenden in zoverre zij tot doel of tot gevolg hebben verschillende bedragen, in totaal en per leerling, als werkingstoelagen toe te kennen aan de door de Franse Gemeenschap ingerichte kunsthogescholen, enerzijds, en aan de door die Gemeenschap gesubsidieerde kunsthogescholen, anderzijds, zonder dat enige verantwoording wordt gegeven met betrekking tot onder meer de evenredigheid van de bedragen die zijn toegekend aan de kunsthogescholen die respectievelijk door de Franse Gemeenschap ingericht dan wel gesubsidieerd worde
...[+++]n.