L'intervenant pose une seconde question qui part du constat que la peine de travail ne peut être effectuée qu'auprès des services publics de l'État, des communes, des provinces, des communautés et des régions ou auprès d'associations sans but lucratif ou de fondations à but social, scientifique ou culturel, donc d'un vaste panorama de personnes morales, voire physiques.
De tweede vraag van dezelfde spreker gaat uit van de vaststelling dat de werkstraf enkel kan worden uitgevoerd bij diensten van de Staat, de gemeenten, de provincies, de gemeenschappen en de gewesten dan wel bij verenigingen zonder winstoogmerk of bij stichtingen met een sociaal, wetenschappelijk of cultureel oogmerk, dus bij een hele waaier van rechtspersonen en zelfs natuurlijke personen.