Par cet arrêt, la Cour a jugé que l'article 93, § 1 , 3°, b, du CIR 1964 viole les articles 10 et 11 de la Constitution, en tant que sont exclues de son champ d'application les indemnités de réparation totale ou partielle d'une perte temporaire de bénéfices, dont la fixation a eu lieu, par le fait d'une autorité publique ou de l'existence d'un litige, après l'expiration de la période imposable à laquelle elles se rapportent effectivement : « B.4.2.
Bij dat arrest oordeelde het Hof dat artikel 93, § 1, 3°, b, van het WIB 1964 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre van de werkingssfeer ervan worden uitgesloten de vergoedingen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van winsten, waarvan de vaststelling door toedoen van een openbare overheid of wegens het bestaan van een geschil heeft plaatsgehad na het verstrijken van het belastbaar tijdperk waarop zij in werkelijkheid betrekking hebben : « B.4.2.