Cette modification a été justifiée par la nécessité d'« alléger la tâche des petites juridictions du travail en ne faisant appel qu'à un seul magistrat de carrière » (Doc. parl., Chambre, 1988-1989, n° 909/1, p. 2), « le bénéfice espéré [étant] [.] de faciliter la liquidation de l'arriéré judiciaire » (ibid., p. 5).
Die wijziging werd verantwoord door de noodzaak « de taak van de kleinere arbeidsgerechten te verlichten door slechts een beroep te doen op één beroepsmagistraat » (Parl. St., Kamer, 1988-1989, nr. 909/1, p. 2), waardoor men « hoopt[e] het wegwerken van de gerechtelijke achterstand te vergemakkelijken » (ibid., p. 5).