S'il est vrai que le législateur doit le moins possible entraver le développement des sciences (la liberté de la science est inscrite dans la Convention européenne des droits de l'homme) et en ce sens anticiper autant que possible les besoins de celle-ci, il n'est pas certain toutefois qu'il lui revienne d'inciter à priori tous ses développements sans avoir concrètement évalué la proportionnalité existant entre les bénéfices humanitaires potentiels de l'expérimentation envisagée et la transgression éthique qu'elle rend inévitable.
Hoewel het juist is dat de wetgever de ontwikkeling van de wetenschap zo weinig mogelijk mag hinderen (de wetenschappelijke vrijheid is neergelegd in het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens) en in die zin zoveel mogelijk tegemoet moet komen aan de behoeften van de wetenschap, is het niet zeker dat het ook de taak van de wetgever is die ontwikkelingen a priori aan te moedigen zonder de potentiële voordelen die de mensheid uit de beoogde experimenten kan halen, af te wegen tegen de schending van de ethische normen die door die experimenten onvermijdelijk wordt.