La question préjudicielle invite la Cour à dire si l'article 50, § 1, c), de la loi du 25 ventôse an XI contenant organisation du notariat, tel qu'il a été remplacé par l'article 27 de la loi du 4 mai 1999, viole les articles 10 et 11 de la Constitution, s'il est interprété en ce sens qu'il
implique, pour une société unipersonnelle dans le cadre de laquelle un notaire exerce sa charge, l'interdiction de posséder des biens immobiliers, alors que cette même interdiction n'existe pas pour les notaires qui n'exercent pas leur charge dans le cadre d'une sociét
...[+++]é.
De prejudiciële vraag strekt ertoe van het Hof te vernemen of artikel 50, § 1, c), van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, zoals vervangen bij artikel 27 van de wet van 4 mei 1999, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, aldus geïnterpreteerd dat het voor een eenpersoonsvennootschap waarin een notaris zijn ambt uitoefent, het verbod inhoudt om onroerende goederen te bezitten, terwijl eenzelfde verbod niet bestaat voor notarissen die hun ambt niet binnen een vennootschap uitoefenen.