Art. 12. Pour déterminer l'étendue géographique de la calamité publique, visée à l'article 5, alinéa 3, du décret du 3 juin 2016, les communes demandent de reprendre leur territoire dans la zone de délimitation géographique de la calamité publique, dans les soixante jours après le phénomène naturel exceptionnel.
Art. 12. Om de geografische uitgestrektheid van de algemene ramp, vermeld in artikel 5, derde lid, van het decreet van 3 juni 2016, te bepalen, vragen de gemeenten tot zestig dagen na het uitzonderlijke natuurverschijnsel dat hun grondgebied wordt opgenomen in het geografische afbakeningsgebied van de algemene ramp.