Si le maître de stage estime au cours ou à la fin de la période de stage, que le candidat n'est pas apte à exercer la fonction de pharmacien hospitalier ou est devenu non souhaitable dans son service, il le signale par écrit au candidat ainsi qu'à l'agence, en précisant les motifs sur lesquels il fonde son évaluation.
Als de stagemeester in de loop van of op het einde van de stageperiode van oordeel is dat de kandidaat niet geschikt is om de functie van ziekenhuisapotheker uit te oefenen, of ongewenst is geworden in zijn dienst, deelt hij dat schriftelijk mee aan de kandidaat en aan het agentschap, met vermelding van de motieven waarop hij zijn beoordeling baseert.