Les trois moyens invoqués dans l'affaire n° 2312 et le premier moyen invoqué dans l'affaire n° 2325, qui sont dirigés contre les articles 3, 5 et 6 de la loi du 15 juin 2001, sont pris de la violation des articles 10 et 11, lus ou non en combinaison avec l'article 151, § 4, de la Constitution et avec le principe de la sécurité juridique, en ce que, aussi bien concernant la nature de l'examen et de l'évaluation des candidats que concernant l'accès à la magistrature, une différence de traitement contraire au principe d'égalité et de non-discrimination serait créée, tout d'abord entre, d'une part, les candidats avocats ayant au moins vingt années d'expérience professionnelle ou quinze années d'expérience professionnelle suivie de l'exercice, p
...[+++]endant cinq ans, d'une fonction dont l'exercice nécessite une bonne connaissance du droit - qui ont réussi un examen oral d'évaluation - et, d'autre part, les candidats ayant réussi l'examen d'aptitude professionnelle ou le concours d'admission au stage judiciaire, et ensuite, entre la première catégorie citée de candidats et ceux qui exercent d'autres professions ou fonctions juridiques.De drie middelen in de zaak nr. 2312 en het eerste middel in de zaak nr. 2325, die gericht zijn tegen de artikelen 3, 5 en 6 van de wet van 15 juni 2001, zijn afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11, afzonderlijk en in samenhang gelezen met artikel 151, § 4, van de Grondwet en met het rechtszekerheidsbeginsel, doordat, zowel wat de aard van het examen en
de evaluatie van de kandidaten als wat de toegang tot de magistratuur betreft, een met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie strijdig verschil in behandeling in het leven zou worden geroepen, allereerst tussen, enerzijds, kandidaten - advocaten met ten minste twin
...[+++]tig jaar beroepservaring of met vijftien jaar beroepservaring gevolgd door de uitoefening gedurende vijf jaar van een functie die een gedegen kennis van het recht vereist - die geslaagd zijn voor een mondeling evaluatie-examen en, anderzijds, kandidaten die geslaagd zijn voor het examen inzake beroepsbekwaamheid of voor het vergelijkend toegangsexamen tot de gerechtelijke stage, en vervolgens tussen die eerstgenoemde categorie van kandidaten en de beoefenaars van andere juridische beroepen of functies.