5. Le droit d'entrée du citoyen de l'Union sur le territoire d'un État membre inclut le droit d'y séjourner pour une période inférieure ou égale à six mois en étant muni d'une carte d'identité ou d'un passeport en cours de validité.
5. Het recht van de burger van de Unie het grondgebied van een lidstaat binnen te reizen, omvat het recht er voor een tijdvak van ten hoogste zes maanden te verblijven wanneer hij van een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort is voorzien .