Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul et T. Giet, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président J. Spreutels, après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la questi
on préjudicielle et procédure Par arrêt du 24 novembre 2014 en cause du procureur général près la Co
ur d'appel de Liège contre E.H., dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 2 décembre 2014, la Cour d'appel de
...[+++]Mons a posé la question préjudicielle suivante : « L'article 1022 du Code judiciaire tel qu'il est en vigueur avant sa modification par la loi du 21 février 2010 viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'une indemnité de procédure peut être mise à charge du ministère public lorsque celui-ci succombe dans son action disciplinaire dirigée contre un huissier de justice en application du Code judiciaire article 545 (article 532 avant la loi du 7 janvier 2014 modifiant le statut des huissiers de justice) alors qu'aucune indemnité de procédure ne peut être réclamée à l'Etat belge sur la base de l'article 162bis du Code d'instruction criminelle lorsque le ministère public intente une action publique se soldant par un non-lieu ou un acquittement ?Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en T. Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 24 november
2014 in zake de procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Luik tegen E.H., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 december 2014, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het van kracht is vóór de wijziging ervan bij de wet van 21 februari 2010
...[+++], de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre een rechtsplegingsvergoeding ten laste kan worden gelegd van het openbaar ministerie wanneer het in het ongelijk wordt gesteld in zijn tuchtvordering gericht tegen een gerechtsdeurwaarder met toepassing van het Gerechtelijk Wetboek, artikel 545 (artikel 532 vóór de wet van 7 januari 2014 tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders), terwijl op grond van artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering geen enkele rechtsplegingsvergoeding kan worden gevorderd van de Belgische Staat wanneer het openbaar ministerie een strafvordering instelt die eindigt met een buitenvervolgingstelling of een vrijspraak ?