Cette justification, certes donnée postérieurement à l'adoption d
e la disposition en cause, est toutefois directement liée, d'une part, à la volonté de simplification de la perception des droits d'enregistrement sur les jugements et arrêts et, d'autre part, à la philosophie du droit de
condamnation, conçu depuis l'origine comme une « rémunération du s
ervice rendu par la justice » (Doc. parl., Chambre, 1985-1986, n° 135/2, p. 4, et
...[+++]n° 135/3, p. 7; Doc. parl., Sénat, 1989-1990, n° 806-1, pp. 29 et 32, et n° 806-3, p. 36; Doc. parl., Chambre, 1989-1990, n° 1026/5, p. 52), ces deux éléments étant traduits dans les modifications portées par la loi du 22 décembre 1989 précitée.Die verantwoording, die weliswaar na de goedkeuring van de in het ged
ing zijnde bepaling is gegeven, is evenwel rechtstreeks verbonden, enerzijds, met de wil tot vereenvoudiging van de inning van de registratierechten op de vonnissen en arresten en, anderzijds, met de filosofie van het veroordelingsrecht, dat vanaf het begin werd opgevat als een « vergoeding voor de dienst verleend door het gerecht » (Parl. St., Kamer, 1985-1986, nr. 135/2, p. 4, en nr. 135/3, p. 7; Parl. St., Senaat, 1989-1990, nr. 806-1, pp. 29 en 32, en nr. 806-3, p. 36; Parl. St., Kamer, 1989-1990, nr. 1026/5, p. 52); die beide elementen komen tot uiting in de wij
...[+++]zigingen die bij de voormelde wet van 22 december 1989 zijn aangebracht.